Het huys te Bemmel
- met den cingelgraeve ende hoven voor denselven huyse 1), in den ampte van Overbetuwen, karspel Bemmel, gelegen, afgespleten van het leen fol. 89, is tot een besonder leen, ten Zutphenschen rechten leenroerich, opgedraegen door
Elisabeth Leeuwens, weduwe Eck van Panthaleon, aen Hendrick Cuper, borgermeyster tot Nimmegen ende gecommitteerde raet van de Admiraliteyt tot Amsterdam, den 10 Augusti 1686.
Nicolaes Cuper, onmundig, erfgenaem sijns vaders Hendrick, beleent, den 18 April 1699.
Maria Elisabet Fagel, weduwe Hendrik Kuper, erfgenaem haers soons Nicolaes, beleent, 16 Novemb. 1731.
Eadem draegt dit leen op aen Geertruid Cuper, weduwe Jacob de Beijer, die daer weder mede beleent is, eodem die.
Justinus de Beijer, erfgenaem sijns moeders Geertruyd Cuper, beleent, 6 Augustus 1751.
Willem Cuper na dode sijns vaders Nicolaes Cuper, na afgemaekt versuym, beleend, 7 August. 1753.
Justinus de Beijer laet approberen en registreren een extract uyt ’t magescheyd van den 15 Januarij 1738 2), 3 Octob. 1754.
Willem Cuper renuncieert van het regt tot dit leen ten behoeve van Justinus de Beijer, 5 April 1758.
Justinus de Beijer en M. E. de Casenbrood, ehelieden, dragen dit leen op aan Carel Christiaan van Oven en Barbara Elisabet van der Portzen, ehelieden, die daar weder mede beleend sijn, 19 Junij 1766.
Leendert Willem de Fockert laat approberen en registreren een gerigtelijk transport d.d. 29 December 1789 met relatie tot dit leen en sig uyt dien hoofde daermede beleenen, 5 Maart 1790.
1) Op den kant staat: word genaamt Kinckelenburg.
2) Opgericht tusschen Geertruyd Cuper, douariere Jacob de Beijer; Wilhelma C. douariere Arnold Hendrik baron van Nievenheim, kinderen van Hendrik C.; en de onmundige kinderen van Nicolaes C. en Anna Erkelens : Hendrik Jan, Herman Jacob, Francois Nicolaes, Willem en Maria Elisabeth.